Help, wat zeggen ze allemaal?!

De meest gebruikte kreten tijdens je bevalling, en wat ze écht betekenen.

De bevalling is een indrukwekkende en intense ervaring, zowel fysiek als emotioneel. Of je nu voor het eerst gaat bevallen of al eerder een kindje hebt gekregen: tijdens de bevalling wordt er vaak met medische of vaktermen gestrooid die je misschien niet direct begrijpt.

Deze blog helpt je op weg door de meest voorkomende termen helder uit te leggen. Zo weet je beter wat er gebeurt, wat er bedoeld wordt en kun je gerichter vragen stellen.

 

Bevalling

1. Ontsluiting

Ontsluiting betekent dat de baarmoedermond zich opent om de baby door te laten. Het wordt gemeten in centimeters van 0 tot 10 cm. Bij volledige (10 cm) ontsluiting kan de uitdrijving beginnen.

2. Weeën

Samentrekkingen van de baarmoeder die ervoor zorgen dat de baarmoedermond zich opent (ontsluitingsweeën) en later de baby naar buiten duwen (persweeën). Er zijn ook voorweeën, die al dagen van tevoren kunnen beginnen en je lichaam voorbereiden op de echte arbeid.

3. Breken van de vliezen

Dit is het moment waarop de vruchtzak scheurt en het vruchtwater naar buiten komt. Dit kan spontaan gebeuren of kunstmatig door een verloskundige/gynaecoloog (amniotomie).

4. Indaling

De baby zakt tijdens de laatste weken van de zwangerschap (of tijdens de bevalling) dieper in het bekken. Bij volledige indaling ligt het hoofdje stevig vast in het bekken.

5. Verstrijken van de baarmoedermond

Voordat de baarmoedermond zich kan openen (ontsluiten), moet hij eerst ‘verstrijken’ – dat betekent dat hij dunner en korter wordt.

6. Strippen

Een handmatige methode waarbij de verloskundige met de vingers de vliezen loswoelt van de baarmoedermond. Dit kan de bevalling op gang brengen.

7. Epidurale verdoving (ruggenprik)

Een vorm van pijnstilling waarbij via een slangetje in de rug verdovingsvloeistof wordt toegediend. Het vermindert de pijn in het onderlichaam, maar je blijft meestal wel bij bewustzijn en actief betrokken.

8. Persdrang

De natuurlijke, oncontroleerbare drang om te persen zodra de baby diep genoeg in het geboortekanaal ligt. Je lichaam geeft dan het signaal dat het tijd is voor de uitdrijvingsfase.

    Wist je dat?

    Het hormoon Oxytocine speelt een essentiële rol in het bevallingsproces en helpt je lichaam om effectief te werken tijdens de bevalling. Door te begrijpen hoe dit hormoon werkt en manieren te vinden om de productie ervan te stimuleren, kun je jezelf beter voorbereiden op een positieve en soepele bevalling. 

    9. Episiotomie (knip)

    Soms wordt er een knip gemaakt in het perineum (gebied tussen vagina en anus) om de doorgang voor de baby te vergroten en inscheuren te voorkomen.

    10. Inknippen vs. inscheuren

    Bij inknippen gebeurt het gecontroleerd; inscheuren gebeurt spontaan. Beide situaties komen regelmatig voor en worden na de bevalling gehecht.

    11. Placenta (nageboorte)

    Na de geboorte van de baby moet ook de placenta (moederkoek) geboren worden. Dit wordt de nageboorte genoemd en gebeurt meestal binnen een half uur na de bevalling.

    12. Stuitligging

    De baby ligt met de billen of voeten naar beneden in plaats van het hoofd. Soms wordt dan een keizersnede overwogen of gepland.

      13. Keizersnede (sectio)

      Een chirurgische ingreep waarbij de baby via een snee in de buik en baarmoeder wordt gehaald. Soms gepland, soms acuut.

      14. CTG (Cardiotocografie)

      Een registratie van de hartslag van de baby en de weeën activiteit van de moeder. Wordt vaak gedaan in het ziekenhuis bij een medische bevalling.

      15. Geboorteplan

      Een document waarin je je wensen rondom de bevalling vastlegt: van wie je erbij wilt tot hoe je tegenover pijnstilling staat.

        Lees hier de 5 meest gebruikte termen tijdens je zwangerschap.